Op zondag 7 augustus stapt TeamNL Powerchairhockey in de bus op weg naar Zwitserland, waar ze gaan strijden om de felbegeerde Wereldtitel. In aanloop op dit toernooi maken we eerst kennis met de mannen en vrouwen van Oranje. Wie zijn het? Waarom is hockey zo ontzettend belangrijk voor hen? Wat zijn hun doelen? Gaan we winnen? Echt alles komt voorbij in deze serie van verhalen. De laatste speler in deze serie is de 33-jarige Dennis van den Boomen uit Reusel; vader van dochter 2,5 jarige Scottie en werkzaam als planner Service en Onderhoud bij Mansveld Elektrotechniek.
“Toen ik 6 jaar oud was begon ik met rolstoelhockey op de mytylschool in Tilburg. Tijdens de gymlessen speelde we altijd hockey. Ik had dat thuis natuurlijk niet verteld, want ik was bang dit ik van mijn ouders niet mocht. Door mijn beperking Osteogenesis imperfecta breek ik snel mijn botten en met onze sport is dat dan een risicootje. Dat wist ik al op jonge leeftijd, maar ik dacht waarschijnlijk “so what”. Toen mijn gymlerares op een moment aan mijn ouders vertelde dat ik best goed was, waren ze totaal verbaasd. Ze wisten nergens van. Gelukkig mocht ik doorgaan met hockeyen en de rest is geschiedenis.
Inmiddels ben ik binnen het team de speler met de meeste internationale ervaring. De huidige bondscoach Dick Cochius had mij al in 2000 voor het eerst opgeroepen om te komen trainen met nationale selectie. In 2002 maakte ik mijn debuut tijdens het vier landentoernooi in Spanbroek. Daarna kwamen er nog vele sportieve hoogtepunten, zoals het winnen van het WK in 2004. We wonnen in Helsinki de finale van Duitsland. Smetje op die wedstrijd was wel dat ik mijn arm brak. Ook het winnen van EK 2016 in eigen land was heel erg gaaf.
Powerchairhockey betekent kei veel voor mij. Ondanks dat je een pittige beperking hebt toch op hoog niveau kunnen hockeyen is geweldig. Net als voor veel anderen geldt ook voor mij dat sport een uitlaatklep is. Natuurlijk is het dan extra leuk als je wint. En ik wil gewoon altijd winnen! Ook de buitenlandse toernooien zijn ontzettend leuk. Met name de sfeer buiten het veld is dan ontzettend gezellig.
Om op het hoogte niveau te kunnen spelen moet je veel trainen. Met mijn club GP Bulls train ik daarom 1x per week en met het Nederlands team vaak 2x per maand. Daarnaast bezoek ik wekelijks de sportfysio om fit te blijven. En om mij goed voor te bereiden kijk ook ik veel beelden terug van de wedstijden die wij gespeeld hebben.
Mij wordt regelmatig gevraagd wat mijn sterkste punten in het veld zijn. Ik vind het lastig om dat over mijzelf te zeggen. Dat laat ik liever aan andere over. Ik vind het vooral leuk om mijn ervaring over te brengen op de jongere spelers, om zo het team naar een hoger niveau te brengen. Ik heb de eer aanvoerder te mogen zijn en daar ben ik best trots op. Ik heb goed afgekeken bij mijn voorgangers hoe dat zij deze rol hebben ingevuld en heb daar veel van geleerd. Ik geef natuurlijk mijn eigen draai aan het aanvoerderschap, maar heb alle vertrouwen dat het goed komt in Zwitserland. Wij willen natuurlijk de Wereldtitel weer naar Nederland halen. Dat zou dan mijn derde Wereldtitel zijn en dat is wel bijzonder hoor.”